(in miljoenen euro's) | Totaal vastgoed |
Samenstelling 1 januari 2018 | |
Aanschaffingsprijs | 304 |
Gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen | -134 |
Boekwaarde per 1 januari 2018 | 170 |
Mutaties in 2018 | |
Investeringen | - |
Afschrijvingen | -8 |
Desinvesteringen | -8 |
Bijzondere waardeverminderingen | - |
Terugneming bijzondere waardeverminderingen | - |
Overige mutaties | -3 |
Totaal mutaties boekjaar | -19 |
Samenstelling 31 december 2018 | |
Aanschaffingsprijs | 282 |
Gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen | -131 |
Boekwaarde per 31 december 2018 | 151 |
Mutaties in 2019 | |
Investeringen | 2 |
Afschrijvingen | -8 |
Desinvesteringen | -3 |
Bijzondere waardeverminderingen | - |
Terugneming bijzondere waardeverminderingen | - |
Overige mutaties | -7 |
Totaal mutaties boekjaar | -16 |
Samenstelling 31 december 2019 | |
Aanschaffingsprijs | 263 |
Gecumuleerde afschrijvingen en waardeverminderingen | -128 |
Boekwaarde per 31 december 2019 | 135 |
Gezien de aard, diversiteit en locaties (stationsomgevingen) wordt de reële waarde van de vastgoedportefeuille niet periodiek bepaald, tenzij sprake is van een bijzondere waardevermindering. Naar verwachting ligt de reële waarde hoger dan de boekwaarde van de vastgoedobjecten.
De vastgoedobjecten bestaan naast bedrijfspanden ook uit andere vastgoedobjecten die aan derden zijn verhuurd of als strategisch vastgoed worden aangehouden. Daarnaast heeft de Groep ook vastgoed dat voor eigen gebruik is en is opgenomen onder materiële vaste activa. De huurovereenkomsten bevatten doorgaans een periode van enkele jaren waarin opzegging niet mogelijk is. Daarna wordt met de lessee over verlenging onderhandeld. De totale contractuele huursom tot einde van de huurcontracten bedraagt ultimo 2019 circa € 280 miljoen (2018: € 208 miljoen). Er worden geen voorwaardelijke huurbedragen in rekening gebracht.
De directe verhuuropbrengsten bedragen € 35 miljoen (2018: € 30 miljoen). De directe verhuurkosten betreffen onderhoudskosten, onroerendzaaklasten en directe beheerkosten voor in totaal € 7 miljoen (2018: € 7 miljoen).
Waarderingsgrondslag
Vastgoedobjecten omvatten vastgoed dat wordt aangehouden om huuropbrengsten of een waardestijging, of beide te realiseren. Vastgoedobjecten worden gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met cumulatieve afschrijvingen en cumulatieve bijzondere waardeverminderingsverliezen. De kostprijs van zelfvervaardigde activa omvat materiaalkosten, directe arbeidskosten, een redelijk deel van de indirecte productiekosten en financieringskosten. Voor zover relevant worden de geschatte kosten van de ontmantelings- en verwijderingskosten van het actief en de herstelkosten van de locatie waar de activa zich bevinden aan de kostprijs toegevoegd.
Voor vastgoedobjecten gelden de volgende grondslagen:
Componenten
Indien vastgoedobjecten bestaan uit onderdelen met een ongelijke gebruiksduur, worden deze componenten als afzonderlijke posten gespecificeerd onder de vastgoedobjecten.
In de boekwaarde van een vastgoedobject wordt de kostprijs opgenomen van de vernieuwing (van een deel) van dat actief wanneer die uitgaven worden gedaan en indien het waarschijnlijk is dat de vernieuwing leidt tot toekomstige economische voordelen. Alle andere kosten voor de instandhouding van de activa worden als last in de winst-en-verliesrekening opgenomen wanneer zij worden gemaakt.
Afschrijvingen
Afschrijvingen op vastgoedobjecten geschieden lineair en onder aftrek van de restwaarde en op basis van de geschatte gebruiksduur van iedere afzonderlijk materieel vast actief. Afschrijvingen worden ten laste van de winst-en-verliesrekening gebracht.
De geschatte economische gebruiksduur luidt voor de vastgoedobjecten als volgt:
Type activa | Afschrijvingstermijn |
Fundering en onderbouw | 100 jaar |
Skelet en kern | 50 jaar |
Gevels en buitenwanden | 33 jaar |
Dakbedekking | 15 jaar |
Binnenafwerking | 15 jaar |
Technische installaties | 15 jaar |
De aangegeven gebruiksduur is een gemiddelde van de daaronder begrepen activa en van de eventuele componenten waaruit de activa bestaan. De afschrijvingsmethode, de resterende gebruiksperiode en de restwaarde worden jaarlijks beoordeeld.