Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud
flow

Sectie 1 Algemene informatie en belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving

Algemene informatie

NV Nederlandse Spoorwegen is gevestigd aan Laan van Puntenburg te Utrecht in Nederland (KvK nummer 30012558). De geconsolideerde jaarrekening van de vennootschap over het boekjaar 2019 omvat de vennootschap en haar dochterondernemingen (hierna te noemen Groep) en het belang van de Groep in deelnemingen en vennootschappen waarover gezamenlijk met derden zeggenschap wordt uitgeoefend. NV Nederlandse Spoorwegen is de houdstermaatschappij van NS Groep NV die op haar beurt de houdstermaatschappij is van de werkmaatschappijen die de verschillende bedrijfsactiviteiten van het concern uitvoeren. De cijfers van de geconsolideerde jaarrekening van NS Groep NV zijn gelijk aan de geconsolideerde cijfers van NV Nederlandse Spoorwegen. De werkmaatschappijen van NS Groep NV zijn opgenomen in noot 33. De activiteiten van de Groep betreffen voornamelijk vervoer van reizigers, beheer en ontwikkeling van vastgoed en exploitatie van stationslocaties.

De raad van bestuur heeft op 26 februari 2020 de jaarrekening opgemaakt. De raad van commissarissen heeft in het preadvies aan de Algemene Vergadering van Aandeelhouders geadviseerd de jaarrekening ongewijzigd vast te stellen. Directie en commissarissen hebben op 26 februari 2020 toestemming gegeven voor publicatie van de jaarrekening. In de Algemene Vergadering van Aandeelhouders op 10 maart 2020 zal de vaststelling van deze jaarrekening aan de orde zijn.

Acquisitie en verkopen van bedrijven

In 2019 heeft de volgende verkooptransactie van kapitaalbelangen plaatsgevonden.

DISA

Op 2 oktober 2018 heeft de groep het besluit genomen om de vennootschap DISA Assets Ltd (dochter van NSFSH) te vervreemden. Op dat moment zijn de activa en passiva gereclassificeerd als aangehouden voor verkoop en is gestopt met het afschrijven op de activa. Op 10 april 2019 heeft de Groep haar 100% belang in de vennootschap DISA Assets Ltd vervreemd. Bij de verwerking is met name gekeken naar de substance van de transactie (sale en leaseback) in plaats van de juridische vorm. Hierdoor wordt een groot deel van de boekwinst verantwoord over de looptijd van het leasecontract.

Het gedeelte van het verkoopresultaat (verschil tussen de verkoopopbrengst van € 17 miljoen en de nettovermogenswaarde) van deze transactie dat geen betrekking heeft op de waarde van het verkregen gebruiksrecht is als resultaat in 2019 verantwoord. Dit gedeelte betreft € 2 miljoen.

Belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving

Hierna volgt een uiteenzetting van de grondslagen voor consolidatie, de waardering van activa en passiva en de bepaling van het resultaat van de Groep. Deze grondslagen zijn in overeenstemming met IFRS, voor zover aanvaard door de EU en worden consistent toegepast op alle informatie die wordt gepresenteerd. Voorts wordt, voor zover van toepassing, voldaan aan de wettelijke bepalingen betreffende de jaarrekening zoals opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW. Als waarderingsgrondslag hanteert de Groep het historische kostprijsstelsel, tenzij anders is vermeld.

De Groep heeft met ingang van 1 januari 2019 de volgende nieuwe standaarden en wijzigingen op standaarden aangehouden, met inbegrip van alle daaruit voortvloeiende wijzigingen in overige standaarden:

IFRS 16 Leases

IFRS 16 introduceert een eenduidig, ‘on-balance’ verslaggevingsmodel voor lessees. Voor de Groep, als lessee, resulteert dit in het activeren van het gebruiksrecht, wat het recht om onderliggende activa te gebruiken representeert en leaseverplichtingen welke de verplichting tot leasebetalingen representeert.

De Groep heeft IFRS 16 toegepast vanaf 1 januari 2019 met de aangepaste retrospectieve benadering. Het cumulatieve effect van de invoering van IFRS 16 is daarom als een aanpassing in de openingsbalans op 1 januari 2019 verwerkt, zonder aanpassing van vergelijkende informatie. De Groep heeft ervoor gekozen om geen gebruik te maken van de praktische mogelijkheid om de standaard alleen toe te passen op contracten die eerder werden geïdentificeerd als leaseovereenkomsten op de datum van eerste toepassing van IAS 17 en IFRIC 4. In plaats daarvan heeft zij een integrale nieuwe beoordeling van alle leasecontracten uitgevoerd.

De Groep heeft gekozen om gebruik te maken van de vrijstellingen voor de opname van leasecontracten die op de aanvangsdatum een leaseperiode van 12 maanden of minder hebben en geen aankoopoptie bevatten ('kortetermijn-leaseovereenkomsten') en leasecontracten waarvoor het onderliggende actief van lage waarde is.

Het effect van de toepassing van IFRS 16 per 1 januari 2019 is als volgt:

(in miljoenen euro's)

1 januari 2019

Materiële vaste activa

-31

Gebruiksrecht vaste activa

1.593

Investeringen verwerkt volgens de equity-methode

-2

Latente belastingvordering

9

Financial lease verplichting

46

Leaseverplichting

-1.650

Eigen vermogen

35

- overige reserves

2

- ingehouden winsten

32

- minderheidsbelang

1

Het effect op het eigen vermogen van ‡ 35 miljoen is het gevolg van opname van leasecontracten in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk waardoor het verschil tussen het gebruiksrecht en de leaseverplichting onder aftrek van de latente belastingvordering in het eigen vermogen is verwerkt. In Nederland is de waarde van het gebruiksrecht per 1 januari 2019 gelijk gesteld aan de waarde van de leaseverplichting per 1 januari 2019.

De impact op de winst-en verliesrekening voor 2019 bedraagt:

(in miljoenen euro's)

2019

Afschrijvingen

422

Huurkosten

-454

Aandeel in resultaat investeringen verwerkt volgens de equity-methode

1

Resultaat uit bedrijfsactiviteiten

33

Rentekosten

-37

Winstbelasting

-

Resultaat over de verslagperiode

-4

Aard van het effect van de toepassing van IFRS 16

De Groep heeft leasecontracten voor materieel, onroerend goed en overige bedrijfsmiddelen. Voorafgaand aan de toepassing van IFRS 16 heeft de Groep elk van haar leaseovereenkomsten (als lessee) op de aanvangsdatum geclassificeerd als financiële lease of operationele lease. Een leaseovereenkomst werd geclassificeerd als een financiële lease indien de risico's en voordelen verbonden aan het eigendom van het geleasde actief in belangrijke mate werden overgedragen aan de Groep. Zo niet, dan werd de lease geclassificeerd als een operationele lease. Financiële leases werden bij aanvang van de leaseovereenkomst gekapitaliseerd tegen de reële waarde van het geleasde actief of, indien lager, tegen de contante waarde van de minimale leasebetalingen. Leasebetalingen werden verdeeld tussen rente (opgenomen als financieringskosten) en vermindering van de leaseverplichting. Bij een operationele lease werd het geleasde goed niet geactiveerd en werden de leasebetalingen lineair als huurlasten in de winst- en verliesrekening opgenomen over de leaseperiode. Eventuele vooruitbetaalde huur en overlopende huur werden respectievelijk opgenomen onder Vooruitbetalingen en Handels- en overige schulden.

Bij de toepassing van IFRS 16 heeft de Groep één enkele opname- en waarderingsmethode toegepast voor alle leaseovereenkomsten, met uitzondering van kortetermijn- en leaseovereenkomsten voor activa met een lage waarde. De standaard voorziet in specifieke overgangsvereisten en praktische voordelen, die door de Groep zijn toegepast. Het kasstroomoverzicht is aangepast voor IFRS 16 door de opname van een regel “aflossing van leaseverplichting” onder de netto kasstroom uit financieringsactiviteiten.

Leaseovereenkomsten die voorheen werden geclassificeerd als financiële leases

De Groep heeft de initiële boekwaarde van de opgenomen activa en verplichtingen op de datum van de eerste toepassing niet gewijzigd voor leaseovereenkomsten die voorheen als financiële lease werden geclassificeerd (d.w.z. de activa en verplichtingen met een gebruiksrecht zijn gelijk aan de activa en verplichtingen die onder IAS 17 werden opgenomen). De vereisten van IFRS 16 werden vanaf 1 januari 2019 op deze leaseovereenkomsten toegepast.

Leaseovereenkomsten die voorheen als operationele leases werden verwerkt

De Groep heeft activa met een gebruiksrecht en leaseverplichtingen opgenomen voor die leaseovereenkomsten die voorheen als operationele leases werden geclassificeerd. Hierbij zijn kortetermijn-leaseovereenkomsten; leaseovereenkomsten voor activa met een lage waarde en overeenkomsten die uit de integrale beoordeling niet onder de definitie van een lease vallen onder IFRS 16 uitgezonderd.

Voor de leasecontracten in Duitsland en het Verenigd Koninkrijk zijn de gebruiksrechten van activa opgenomen op basis van de boekwaarde alsof de standaard altijd was toegepast, los van het gebruik van de marginale rentevoet op de datum van de eerste toepassing. Voor de leases in Nederland zijn de gebruiksrechten van activa opgenomen op basis van het bedrag dat gelijk is aan de leaseverplichtingen, aangepast voor eventuele eerder opgenomen vooruitbetaalde en lopende leasebetalingen. Leaseverplichtingen zijn opgenomen op basis van de contante waarde van de resterende leasebetalingen, verdisconteerd aan de hand van de marginale rentevoet op de datum van eerste toepassing.

De leaseverplichtingen per 1 januari 2019 kunnen als volgt worden aangesloten op de operationele leaseverplichtingen 31 december 2018:

(in miljoenen euro's)

 

Operationele leaseverplichtingen per 31 december 2018

4.811

Gewogen gemiddelde marginale rentevoet per 1 januari 2019

-217

Verdisconteerde operationele leaseverplichtingen per 1 januari 2019

4.594

Af:

 

Verplichtingen uit hoofde van kortetermijn-leaseovereenkomsten

-7

Effect van leaseovereenkomsten van na 1 januari 2019 te leveren activa die zijn opgenomen in de toelichting op de operationele leaseverplichting per 31 december 2018 en niet in de leaseverplichtingen per 1/1/2019

-1.736

Niet-leasecomponenten opgenomen in de toelichting op de operationele leaseverplichtingen per 31 december 2018 en niet in de leaseverplichtingen per 1 januari 2019

-1.195

Leasebetalingen met betrekking tot verlengingsperioden opgenomen in de operationele leaseverplichtingen per 31 december 2018, maar die niet 'reasonable certain' zijn

-35

Verplichtingen uit hoofde van leasing van laagwaardige activa

-14

Overig

-12

Bij:

 

Verplichtingen uit hoofde van leaseovereenkomsten die voorheen als financiële lease werden geclassificeerd

46

Leasebetalingen met betrekking tot verlengingsperioden niet opgenomen in de operationele leaseverplichtingen per 31 december 2018

9

  

Leaseverplichtingen per 1 januari 2019

1.650

Marginale rentevoet

Bij de berekening van de contante waarde van de leasebetalingen gebruikt de Groep de marginale leenrentevoet op de aanvangsdatum van de leaseovereenkomst. Na de aanvangsdatum wordt het bedrag van de leaseverplichtingen verhoogd om de toename van de rente te weerspiegelen en verlaagd voor de betaalde leasebetalingen. Daarnaast wordt de boekwaarde van de leaseverplichtingen geherwaardeerd indien sprake is van een wijziging in de leaseperiode; in de inhoudelijke vaste leasebetalingen of in de beoordeling van de aankoop van het onderliggende actief.

De rentevoet is vastgesteld op basis van de marginale rentevoet die is afgeleid van het interne ratingmodel per land met een afslag voor activa specifieke elementen. De gebruikte rentevoet is afhankelijk van de looptijd van het contract en varieert als volgt:

Marginale rentevoet (in procenten)

bereik

gehanteerd

Nederland

-0,3% - 2,0%

0,5%

Verenigd Koninkrijk

1,2% - 6,4%

2,5%

Duitsland

-0,2% - 2,7%

1,5%

Overig

De volgende nieuwe of aangepaste standaarden hebben geen significante impact op de geconsolideerde jaarrekening van de Groep gehad:

  • Onzekere belastingposities (IFRIC-interpretatie 23)

  • Wijzigingen in IFRS 9: Vooruitbetalingselementen met negatieve compensatie

  • Plan aanpassingen, inperkingen en regelingen (Wijzigingen in IAS 19)

  • Lange termijn belangen in deelnemingen en joint ventures (Wijzigingen in IAS 28)

  • Jaarlijkse IFRS verbeteringen cyclus 2015-2017

Nieuwe standaarden en wijzigingen in standaarden die verplicht zijn met ingang van 2020 of later

De Groep heeft geen nieuwe standaarden; wijzigingen van bestaande standaarden of interpretaties vervroegd vrijwillig toegepast die pas met ingang van de jaarrekening over 2020 of later verplicht zijn.

De volgende nieuwe of aangepaste standaarden hebben geen significante impact op de geconsolideerde jaarrekening van de Groep:

  • Aanpassingen van de verwijzingen naar het conceptueel kader in de IFRS-standaarden (per 1 januari 2020)

  • Aanpassing van IFRS 3 Bedrijfscombinaties (per 1 januari 2020)

  • Aanpassing van IAS 1 en IAS 8: Definitie van materialiteit (per 1 januari 2020)

  • Hervorming van de rentevoetbenchmark (wijzigingen in IFRS 9, IAS 39 en IFRS 7, (per 1 januari 2020)

Schattingen en beoordelingen

De opstelling van de jaarrekening vereist dat de raad van bestuur oordelen vormt en schattingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die, gegeven de omstandigheden, als redelijk worden beschouwd. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden periodiek beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden verwerkt in de periode waarin de schatting wordt herzien, of in toekomstige perioden indien de herziening daar betrekking op heeft.

De belangrijkste schattingen en beoordelingen betreffen voornamelijk inschattingen infraheffing en concessievergoedingen (noot 7) en daarnaast leases (noot 31), vorderingen (noot 17), voorzieningen/niet in de balans opgenomen regelingen (noot 30 en noot 32) en waardering van latente belastingvorderingen (noot 10). De schattingen met betrekking tot leases hebben met name betrekking op redelijke mate van zekerheid van eventuele verlengings- en beëindigingsopties.

De hierna uiteengezette grondslagen voor financiële verslaggeving zijn consistent toegepast voor de gepresenteerde perioden in deze geconsolideerde jaarrekening met uitzondering van de toepassing van IFRS 16 die alleen over 2019 is toegepast.

Grondslagen voor consolidatie

Dochterondernemingen

De Groep heeft zeggenschap over een entiteit indien zij op basis van haar betrokkenheid bij de entiteit is blootgesteld aan dan wel recht heeft op variabele rendementen en het vermogen heeft die rendementen te beïnvloeden aan de hand van haar zeggenschap over de entiteit. De jaarrekeningen van dochterondernemingen zijn in de geconsolideerde jaarrekening opgenomen vanaf de datum waarop voor het eerst sprake is van zeggenschap tot aan het moment waarop deze eindigt.

Bij verlies van zeggenschap over de dochteronderneming worden de activa en verplichtingen van die dochteronderneming, eventuele minderheidsbelangen en overige met de dochteronderneming samenhangende vermogenscomponenten niet langer in de balans verantwoord. Het eventuele overschot of tekort wordt opgenomen in de winst-en-verliesrekening. Indien de Groep een belang behoudt in de voormalige dochteronderneming, wordt dat belang tegen de reële waarde verantwoord per de datum dat niet langer sprake was van zeggenschap.

Verwerving van dochterondernemingen

Bedrijfscombinaties worden verwerkt op basis van de overnamemethode per de datum waarop de zeggenschap overgaat naar de Groep. De voor de overname overgedragen vergoeding wordt gewaardeerd tegen reële waarde, evenals de netto identificeerbare verworven activa. Eventuele goodwill die hieruit voortvloeit, wordt jaarlijks getoetst op bijzondere waardeverminderingen. Eventuele boekwinst uit een voordelige koop wordt direct in de winst-en-verliesrekening opgenomen. Transactiekosten worden opgenomen wanneer zij worden gemaakt.

Eliminatie van transacties bij consolidatie

Intragroepssaldi en -transacties, alsmede eventuele niet-gerealiseerde winsten en verliezen op transacties binnen de Groep of baten en lasten uit dergelijke transacties worden geëlimineerd. Niet-gerealiseerde winsten uit hoofde van transacties met investeringen verwerkt volgens de equity-methode worden geëlimineerd naar rato van het belang dat de Groep in de investering heeft. Niet-gerealiseerde verliezen worden op dezelfde wijze geëlimineerd als niet-gerealiseerde winsten, maar alleen voor zover er geen aanwijzing is voor een bijzondere waardevermindering.

Vreemde valuta

Transacties in vreemde valuta

Transacties luidend in vreemde valuta worden in de betreffende functionele valuta van de groepsentiteiten omgerekend tegen de geldende wisselkoers per transactiedatum. In vreemde valuta luidende monetaire activa en verplichtingen worden per balansdatum in de functionele valuta omgerekend tegen de op die datum geldende wisselkoers. In vreemde valuta luidende niet-monetaire activa en verplichtingen die tegen reële waarde worden gewaardeerd, worden naar de functionele valuta omgerekend tegen de wisselkoersen die golden op de data waarop de reële waarden werden bepaald. In vreemde valuta luidende niet-monetaire activa en verplichtingen die op basis van historische kosten worden gewaardeerd, worden niet opnieuw omgerekend.

De bij omrekening optredende valutakoersverschillen van de volgende posten worden verwerkt in niet-gerealiseerde resultaten:

  • financiële verplichtingen die worden aangemerkt als afdekking van de netto-investering in een buitenlandse activiteit;

  • in aanmerking komende kasstroomafdekkingen voor zover de afdekking effectief is.

Buitenlandse activiteiten

De activa en verplichtingen van buitenlandse activiteiten, met inbegrip van goodwill en bij consolidatie ontstane reële-waardecorrecties, worden in euro’s omgerekend tegen de geldende koers per verslagdatum. De opbrengsten en kosten van buitenlandse activiteiten worden in euro’s omgerekend tegen de gemiddelde wisselkoers, welke de wisselkoers op transactiedatum benadert.

Valutaomrekeningsverschillen worden opgenomen in niet gerealiseerde resultaten en verwerkt in de reserve omrekeningsverschillen. Indien de Groep bij de verkoop van een buitenlandse activiteit de zeggenschap, de invloed van betekenis of een gezamenlijke zeggenschap verliest, dan wordt het cumulatieve bedrag in de reserve omrekeningsverschillen overgeboekt naar de winst of het verlies wanneer de winst of het verlies op de verkoop wordt opgenomen. Indien de Groep slechts een deel van haar belang in een dochter verkoopt, terwijl de Groep wel de zeggenschap houdt, dan wordt het desbetreffende evenredige deel van het cumulatieve bedrag opnieuw toegerekend aan het minderheidsbelang. Indien de Groep slechts een deel van haar belang in een geassocieerde deelneming of joint venture verkoopt, terwijl de Groep wel invloed van betekenis of gezamenlijke zeggenschap houdt, dan wordt het desbetreffende evenredige deel van het cumulatieve bedrag overgeboekt naar de winst-en-verliesrekening.

Bepaling reële waarde

Een aantal grondslagen en de informatieverschaffing van de Groep vereisen de bepaling van de reële waarde van zowel financiële als niet-financiële activa en verplichtingen. Voor waarderings- en informatieverschaffingsdoeleinden is de reële waarde op basis van de volgende methoden bepaald:

Vastgoedobjecten

Gezien de aard, diversiteit en locaties (stationsomgevingen) wordt de reële waarde van de vastgoedportefeuille niet periodiek bepaald, tenzij sprake is van indicaties op een bijzondere waardevermindering. Naar verwachting ligt de reële waarde hoger dan de boekwaarde van de vastgoedobjecten. Vastgoedobjecten worden gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met cumulatieve afschrijvingen en cumulatieve bijzondere waardeverminderingsverliezen.

Beleggingen in financiële vaste activa

De reële waarde van schuldinvesteringen wordt bepaald op basis van de prijs per verslagdatum. De reële waarde aandeleninvestering (Eurofima) wordt bepaald op basis van de laatst beschikbare jaarrekening.

Derivaten

De reële waarde van derivaten wordt gevormd op basis van afgeleide marktnoteringen, waarbij rekening wordt gehouden met de actuele rente en de ingeschatte kredietwaardigheid van de tegenpartijen bij het contract.

Niet-afgeleide financiële verplichtingen

De reële waarde van niet-afgeleide financiële verplichtingen wordt bepaald ten behoeve van de informatieverschaffing en berekend op basis van de contante waarde van toekomstige aflossingen en rentebetalingen, gedisconteerd tegen de marktrente per verslagdatum. Voor financiële leases wordt de marktrente bepaald aan de hand van vergelijkbare leaseovereenkomsten.

Gesegmenteerde informatie

De Groep is niet verplicht te voldoen aan de eisen van IFRS 8 vanwege het feit dat geen sprake is van een beursnotering. Om te voldoen aan de eisen van de Nederlandse wet- en regelgeving is segmentinformatie naar geografisch gebied opgenomen ten aanzien van omzet en fte’s.

Grondslagen geconsolideerd kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld via de indirecte methode en is opgesteld aan de hand van de vergelijking tussen begin- en eindbalans van het betreffende boekjaar. Hierbij wordt het resultaat aangepast voor mutaties die niet hebben geleid tot ontvangsten of uitgaven gedurende het boekjaar.

Toevoegen aan verslag
Print pagina